Ook de kleine infrastructuur vraagt om slimme
en flexibele oplossingen. Je wilt een spoortunnel bouwen, maar die doorsnijdt
het pad van het station naar de binnenstad. Dat kan natuurlijk niet. Een paar
duizend voetgangers en fietsers tussen stad en station wil er dagelijks door.
Zo lang de trein op het oude spoor rijdt moet je op de perrons kunnen komen. Of in de stad. Simpel.
In het begin
is er niets aan de hand. De
blauwe huisjes breek je af zonder dat het station onbereikbaar wordt. Het oude
busstation sloop je zonder dat het de voetgangers en fietsers stoort. De oude
route blijft gewoon in gebruik. Maar dan moet het pad opschuiven. Het wordt
verlegd, want het bouwterrein eist steeds meer ruimte. Via een nieuwe,
provisorische toegang over betonplaten kom je bij het station. Een witte streep
scheidt fietser en voetganger van elkaar.
Dat gaat lang goed. Totdat het pad weer in de weg ligt.
Inmiddels is het betonnen dak van het nieuwe
station voor een deel klaar. Gelukkig maar. Een perfecte loop- en fietsroute
dient zich als vanzelf aan. Hup, betonplaten erop, een wit geschilderde
voetganger en fietser aanbrengen, hekken er langs en stad en station zijn weer verbonden. Van het
ene op het andere moment vindt de mensenstroom haar nieuwe route. Het lijkt
allemaal erg voor de hand te liggen, maar er is over nagedacht en
vergaderd. Slim en flexibel, zo kom
je altijd bij de trein.
guwie
geplaatst 16 november 2011